|
||||||||
U kon het de jongste maanden redelijk goed volgen in deze kolommen: in het prachtige Italië wordt dezer dagen heel mooie muziek gemaakt in zeer diverse genres. Een nieuwe generatie komt stilaan aan de oppervlakte piepen en één van de gezichten van die jonge generatie, zou wel eens Gabriele Muscolino kunnen zijn. Ergens heel diep in onze platenkast hebben wij een exemplaar zitten van “A dog’s Dream” van Benno Simma en wellicht is het daar -onze passie voor kleine lettertjes is inmiddels bekend- dat we voor het eerst de naam Muscolino zagen opduiken. Die plaat is ondertussen een kleine tien jaar oud en sindsdien was het, wat ons betreft, redelijk stil rondom Muscolino, die wie hier zien terugkeren met -zo denk ik toch- een debuut onder eigen naam. Die bevat tien zelfgeschreven liederen, die overduidelijk geworteld zijn in de grote Italiaanse traditie van singer-songwriters, of “cantautori” zoals dat zo fijn klinkt in het Italiaans, zoals een Gianmaria Testa en een Francesco de Gregori en de liederen zijn nu eens helemaal op poëzie gesteund, dan weer overweegt het satirische en een derde keer zelfs surrealistisch. Muscolino vertelt haast evenzeer als hij echt zingt. Daar leent zijn stem zich uitstekend toe, maar net zo goed komt ze uitstekend tot haar recht, als ze omringd is door de verzamelde instrumenten: de leiding gevende bouzouki van Gabriele zelf, de viool van Lorenzo Barzon, de accordeons van Matteo Facchin en gast Martin Tourish (die van Altan), de cello van Luca Pasqual en de stem van schrijfster/zangeres Angelika Pedron…dat schept alles bijeen een heel bijzondere, haast bucolische sfeer. Nochtans werden de opnames gemaakt in een oud gebouw in Costalovaro in Zuid-Tirol, in wat vandaag een bijenmuseum is. Het was het begin van de lente, de zon deed al haar best, maar buiten was het nog koud en binnen moesten geïmproviseerde verwarmingstoestellen ervoor zorgen dat de muzikanten hun vingers voldoende konden opwarmen, maar het zorgde wel voor een bijzondere sfeer, waarin de liedjes optimaal konden gedijen, inclusief de achtergrondgeluiden van de krakende balken en van de omliggende natuur. Dat in zo’n omgeving de plaat kan openen met een nummer als “Paradiso”, zal wel geen toeval zijn, net zo min als een nummer als “Magnolia Nera” zijn opwachting maakt. Dan volgt een duo van onze favoriete songs: “Il Ragazzo Che Saliva Sugli Alberi”, wat je kunt vertalen als “de jongen die in de bomen klom” en “Il Bicchiere del Mare” (“het glas van de zee), waarin de schrijverskunst van Muscolino tot haar beeldrijke zelf komt. De droom, getiteld “Tu e Io” is ronduit prachtig en in afsluiter “Il Migliore” hoor ik echo’s van Vinicio Capossela, nog zo’n grote van de Italiaanse scene. Samenvatting: een heel indringende debuutplaat van een man die naast zanger, schrijver en muzikant, ook leraar is, om de brode en die ik, op grond van dit debuut een aanwinst durf te noemen in de Europese scene van singer-songwriters! (Dani Heyvaert)
|
||||||||
|
||||||||